"The central dilemma in journalism is that you don't know what you don't know"
Bob Woodward
Journalistiek of hoernalistiek? Laten we ons, als journalisten, meeslepen en noteren we gedwee wat we zien en horen, of gaan we zelf op zoek naar het nieuws? Ik behoor tot de tweede categorie. In een moment van grootheidswaan heb ik zelfs even gedacht dat ik de moordzaken op John F. Kennedy, Robert Kennedy en Martin Luther King zou oplossen. Wees niet ongerust: de waan was na een paar maanden verdwenen.
De journalisten die als boegbeelden zijn gaan fungeren voor iedereen die diepgravende journalistiek wil plegen, zijn Carl Bernstein en Bob Woodward. Twee youngsters op de redactie van The Washington Post die als bij toeval op het Watergate-schandaal uitkwamen, zich ondanks vele tegenkantingen in het verhaal vastbeten en uiteindelijk de "biggest scoop ever" op hun Remingtons intikten. Het gevolg is geschiedenis: president Nixon moest aftreden.
Zelf heb ik mijn boek Blunderboek van het Belgisch voetbal de omkopingsaffaire Anderlecht-Nottingham Forest blootgelegd. Niemand moest aftreden, niemand werd gestraft
Rolmodellen in de journalistiek:
Over De Wilde zijn talloze anecdotes bekend, een aantal heb ik zelf mogen meemaken. Aan het RITCS gaf hij altijd les in de voormiddag, van 9 tot 13 uur. In de praktijk betekende dit: van kwart voor negen tot ongeveer half twee, zonder onderbreking. Toen mocht je nog roken in de klas, dus bleef de man paffend lesgeven en was een rookpauze niet nodig. Brossen was niet aan de orde, aangezien ik de enige student was in de richting 'Sociale Communicatie'.
De Wilde ontzag niets of niemand, ook zichzelf niet. Zo kreeg hij tijdens de opnamen van de eerste collaboratie-reeks zijn eerste van een reeks hartaanvallen. In de volgende jaren stond er altijd een draagberrie en een verpleegster klaar naast de opnameset. Kalmeren deed ie echter niet. Later werd De Wilde ook getroffen door kanker. Maar zelfs dan - uitgemergeld en (letterlijk) bijna tandenloos - bleef hij doorgaan.